Inleiding
Een van de favoriete beweringen die in de liberaal theologische protestantisme wordt gedaan, is dat er zoveel tegenstrijdigheden in de Bijbel staan dat het grond geeft om die vooral niet letterlijk te nemen, maar juist symbolisch op te vatten. De reden dat men de Bijbel deze interpretatie wil geven is uiteraard zodat men zich niet hoeft te storen aan bepaalde teksten die men slecht uitkomt. Laten we eens zo’n tegenstrijdigheid onder de loep nemen.
In Psalm 69:25 lezen we het volgende – gemeen klinkende – gebed van koning David.
Stort over hen Uw gramschap uit,
laat Uw brandende toorn hen treffen.
Ook elders in het OT (Eerste Testament) lezen we vaker dat gebeden wordt voor rechtvaardigheid die gepaard gaan met geweld van God. In het NT (Tweede Testament), echter, lezen we juist dat je je andere wang toe moet keren en je vijand moet liefhebben. Waar zit het omslagpunt voor ons?
Voor het antwoord is het van belang dat we de Joodse context en cultuur van die perioden induiken.
Psalm 69 wordt in de Joodse traditie geïnterpreteerd als een profetie: over de verwoestingen van de Tempels (eerst door Babylonische koning Nebukadnezar en later door de Romeinen), over het lijden en sterven van de Messias (Joh. 2:13-22) en over de verstrooiing van het Joodse volk 40 jaar later (70 n. Chr.) door de Romeinen.
De reden voor deze psalm is de situatie beschreven in 1 Sam. 21 -22 waar een Edomiet, Doëg genaamd, de priesters van de tabernakel ombracht in opdracht van koning Saul.
1 Samuel 21:7 Op die dag nu had iemand van de dienaren van Saul zich daar voor het aangezicht van de HEERE afgezonderd. Zijn naam was Doëg, een Edomiet, de machtigste van de herders die Saul had.
1 Samuel 22:9,18-19 Toen antwoordde Doëg, de Edomiet, die bij de dienaren van Saul stond, en zei: Ik heb de zoon van Isaï in Nob bij Achimelech, de zoon van Ahitub, zien komen. […] 18. Toen zei de koning tegen Doëg: Treedt u dan toe en steekt u de priesters dood. Toen trad Doëg, de Edomiet, toe en híj stak de priesters dood. Hij doodde op die dag vijfentachtig mannen die het linnen priesterhemd droegen, met de scherpte van het zwaard. 19. Hij sloeg ook de inwoners van Nob, de stad van deze priesters, met de scherpte van het zwaard, van de man tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen toe. Zelfs de runderen, de ezels en de schapen sloeg hij met de scherpte van het zwaard.
De ‘gemene dingen’ waar David dus om bidt in Psalm 69 zijn dus gericht tegen gewelddadige mensen die vijanden zijn van God, van Zijn Huis en van Zijn dienaren. In dit licht zijn dit woorden van een godvrezende man die walgt van deze wrede daad en die pleit bij God om dit niet door de vingers te zien, maar om vergelding voor het bloed van deze onschuldige heiligen te eisen.
Heb je vijand lief
Dit is heel iets anders dan de opdracht je vijanden lief te hebben of de andere wang toekeren. Zelfs die twee hebben ieder een andere interpretatie dan die ons eeuwenlang geleerd is.
Ten eerste wordt in dit geval met ‘vijand’ bedoelt: iemand aan wie je vergeving hebt gevraagd c.q. met wie je je wil verzoenen nadat je hem/haar kwaad hebt gedaan, en diegene weigert vergeving of verzoening te schenken. Dit houdt vooral verband met Yom Kippur (Grote Verzoendag), waarbij alle zonden van het volk worden beleden en verzoening voor wordt gedaan. In Mattheüs 5:23-24 staat Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave.
De persoon die weigert te vergeven of open te staan voor verzoening wordt dan een jaar lang beschouwd als jouw vijand, maar krijgt een jaar later op Yom Kippur de kans om die status op te heffen door dan wel vergeving te schenken. Gedurende dat jaar betekende dat ook dat je zonder enige gewetenswroeging het je vijand moeilijk mocht maken, door hen bijvoorbeeld te negeren wanneer zij in nood verkeerden.
In Lukas 6:27-28 lezen we in hetzelfde kader Jezus’ woorden: Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten. Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren.
De oud-Hebreeuwse definitie voor ‘haten’ is: iem. of iets minder liefhebben dan iem. of iets anders. De oud-Hebreeuwse definitie voor ‘vervloeken’ is: iem. verachten, iem. minachten, iem. in de benauwdheid brengen.
Vervolgens in vers 29 staat er Bied hem die u op de ene wang slaat, ook de andere.
Iemand de andere wang toekeren is een uitdrukking uit die tijd die te maken had met publiekelijke belediging, maar ook met vrede zoeken. Het gebruik om iemand te beledigen door diegene op een wang te slaan, stamde waarschijnlijk al uit de Griekse periode, m.n. in de theaterwereld van Griekse komedie, dat overgenomen was door zowel de Romeinen als de Joden van de Tweede Tempelperiode.
De Romeinen geloofden dat het gebruik van beledigingen niet alleen een kunstvorm was, maar ook een cruciaal middel om sociale hiërarchie te handhaven en macht te beweren. Iemand beledigen - of het nu een politieke tegenstander of een sociale rivaal is - werd gezien als een manier om diegene publiekelijk te vernederen en dominantie te claimen.
In de Joodse maatschappij ging men nog een stap verder: jouw Joodse broeder, of zuster, en plain public op de wang slaan werd geïnterpreteerd als een belediging aan het adres van de Schepper. Er stond een zware straf op: “Voor een klap met de open hand, tweehonderd zuzin; voor een klap met de achterkant van de hand, of voor het trekken van het oor of haar van een man, of het afbreken van zijn mantel of het hoofddeksel van een vrouw, of spuugt naar een persoon als de speeksel zijn vlees bereikt, vierhonderd Zuzin” .
Jezus’ instructie om iemand de andere wang toe te keren gaat niet over het incasseren van de belediging en er nog een schepje bovenop te laten doen; het gaat over degene die heeft geslagen met die beweging ter plekke de kans te geven tot inkeer van zijn daad te komen en zich te verzoenen. In plaats van de ander het als schuld aan te rekenen – letterlijk, t.w.v. 200 shekels – biedt door het toekeren van de andere wang ruimte voor kwijtschelding ervan, dus vergeving te vragen en verzoening te doen. Niet alleen met degene die jouw vanuit drift beledigd heeft, maar ook met de Schepper!
Je ziet dat er dus helemaal geen sprake van is dat “de Bijbel zichzelf tegenspreekt”. Het verschil vooral ligt in de interpersoonlijke relaties binnen de gemeenschap, dus de sociaal-maatschappelijke betrekkingen, en in de relatie tot buitenstaanders, zoals de Edomiet Doëg, die zich als vijanden tegenover God, Zijn Tempel, Zijn dienaren en Zijn volk hebben opgesteld.
Om God te bidden voor Gods oordeel over zulk kwaad is een heilige zaak die niet in tegenspraak is met Jezus' onderwijs om de vrede te zoeken met je naaste.